TERUG naar Artikelen

PELGRIMAGE. Een Griek in Rusland.

Het begon vandaag met de vraag aan het reisbureau:
"Is het mogelijk dat we in Moskou op de eerste avond van onze reis een kerk bezoeken in de paasnacht? Dit is voor mij persoonlijk belangrijk.
Met vriendelijke groet,
Jan Verdonk, Ruslandreis va. 26 april 2008"

Het belang was wat zwak uitgedrukt bij nader inzien. Ik kon eventueel in een volgende email nog een keer het dringende belang benadrukken. Pasen is vasten, afwachting en spanning, hét feest van de orthodoxie. Je kan er dus alleen maar van dromen om met Pasen naar Rusland te gaan.
In Rusland heeft de orthodoxie gebloeid. Met groot-orthodoxe bloei. Volheid. Christelijk rijk. Voorname theocratie.

Vandaag is het orthodoxe Lazarusdag. Ergens vandaag in een Byzantijnse koepelkerk en overal ter wereld waar spaarzaam kaarslicht het goud van de iconen doet glanzen zingen nu bij de lessenaar van het koor een paar mannen ondersteund door een sobere bastoon "Tin Koinín Anástasin".

Uit de doden wekte gij Lazarus op, Christus onze God,
om vòòr uw lijden de opstanding van allen te bevestigen.
Daarom dragen ook wij zoals de mensen bij de Intocht
de symbolen van de overwinning.

Maandag van de Goede Week. Pandelís, de voorzanger van de Griekse kerk in Amsterdam zit in een rolstoel op de transferafdeling van het Vrije Universiteit Medisch Centrum. Sinds de tweede operatie om een hersentumor weg te halen draagt hij als hij zit een kap van stof, omdat een stukje bot niet is teruggezet. Hij zal het einde van het jaar niet halen. Greet ververst het water van gele tulpen bij de receptie. "Hij zit hiernaast", in een hoge rolstoel in de deuropening van zijn kamer.
"Ik word zo gemasseerd ", zegt hij en hij heeft pijn aan zijn verlamde linkerkant. Hij vraagt om een paracetamol, hij vraagt om een lolly. Sinds een week kan hij wat slikken. "Een schaaltje appelmoes duurt een half uur, en daarom mag ik het doen . personeelsgebrek" zegt Greet.
"Mijn zus heeft mijn moeder ook zo gevoed", zeg ik. O, denk ik, ik heb haar zelf ook gevoed, denk ik. De rare omgekeerde wereld waarin kinderen hun ouders voeden.
In de stilte zingt Gaïtanós, trouwens een zanger van volksliedjes, Símeron tis Evdokias, de hymne van Maria's Voorstelling in de Tempel.
Pandelís murmelt mee: "Símeron .".

"Weet je dat de aartsbisschop van Drama me nog heeft gevraagd om in dienst te komen?"
"Nou in Kavala ook hoor, en overal eigenlijk, ook het begrafeniswezen. Maar dat zou dan zonder Greetje moeten", zegt Greet.
De verpleegster komt.
- Ik ga naar Rusland. Op Stille Zaterdag. Dan kan ik nog naar de paasnacht in een of andere kerk.
- Kaló Pascha, zegt Pandelís, - Kalá na peraseis.
- Kaló Pascha, kalí anástasi.
- Kalí anástasi.

De telefoon gaat:
"Meneer Verdonk, met uw reisbureau. Als u naar de kerk wilt op zaterdagavond kunt u het beste de reisleider vragen die u in Moskou opwacht. Het zal niet gemakkelijk zijn want uw hotel staat in een buitenwijk. Maar het kan in overleg misschien met een metro of een taxi."

Mussenheuvel,
Op de Mussenheuvel die uitkijkt over Moskou stond een kerk waar in de voorhof halfzoet paasbrood en geverfde eieren werd verkocht. Aan de zijkant stond een deur open en zo stond ik voor de baar, een lange rij wachtte om de baar te vereren met kaarsen en zijn icoon te kussen. Ik trok mijn camera en durfde niet scherp te stellen. Ik zag iemand die achter de baar in compleet rood licht liefderijk de vele kaarsen in de standaard rechtzette, en onderwijl iets naar voren zei. Zo mooi, dat licht, dat liefdevolle gezicht, die rode plek in de kerk. Dat was de foto, die ik sindsdien nog voor me zie. Ik liep de rij langs. Helemaal naar de ingang een lange rij gelovigen. Verschillende scènes. Iemand staat voor een icoon alsof hij wacht. Iemand staat aan de kant en kijkt naar voren, de handen gevouwen. Men bidt met open ogen. Bij de uitgang een galerij van Russische presidenten. Wat doen die hier?

Moskou
's Avonds bij het avondeten voel ik me niet best. De weerslag van het wachten bij de douane en alle zenuwen over ontbrekende papieren voegen zich bij een genadeloos opkomende slapte. Als ik niet naar de Paasnacht zou gaan, zou het me wel uitkomen. Maar dan zou ik vele gezichten met vraagtekens zien in Nederland, geen ontkomen aan. Een herinnering aan een andere paasnacht drong zich op. De voorzanger, toen nog gezond en in volle glorie, moest in de Rotterdamse orthodoxe basiliek zingen en nam ons Amsterdamse koor mee, waarin ik de lage bas zong. We zongen de eerste litanieën en het merkwaardige was: er hing zo'n akelig licht in die kerk, dat het een echte dodenmis werd, wat het natuurlijk ook was, de baar van Christus in het centrum. De mensen wierpen daar bloemen op, bekruisigden zich en staken kaarsen aan. Om half twaalf drong het koor zich van de koorstandaard naar de baar (ho etitáfios)) en het was niet makkelijk want je moest telkens "wij zijn koor" zeggen bij wijze van spreken om voorbij iemand te komen.
"Waar was je?" bromde Pandelís, toen ik eindelijk na minuten bij de baar was aangekomen. Zometeen werd de baar op schragen in de uitgang van de kerk gezet. Het werkelijke kunststuk kwam hierna: om voorin de processie onder de baar door naar buiten achter de geestelijken te komen. Ik moest helaas ongeveer 50 mensen voor laten gaan. Hijgend kwam ik hollend weer bij het koor terug, om pas bij het 5e Kýrië Eléïson de bastoon te zingen, hetgeen wel opviel toen. Toen was het twaalf uur.
Op de trappen van de kerk kondigde de bisschop het "Christus is Opgestaan" aan, Christós Anesti, en het volk antwoordde: Hij is waarlijk opgestaan, Alithós Anesti, waarna de hymne volgde, steeds herhaald,

Christus is opgestaan uit de doden
door zijn dood de dood vertrappend
en hij schenkt aan hen,
die in de graven zijn,
het leven.

De mensen stonden met een kaarsje op het grasveld en bleven daar staan. De Grieken van de Rotterdamse kerk komen van heinde en ver voor de paasnacht en voor elkaar. Het koor ging vrijwel alleen weer naar binnen en zong in een vrijwel lege kerk de paasliturgie, terwijl het kerkvolk buiten aan het socializing was. Vreemde paasnacht was dat.

Als de kerk maar niet te ver zou zijn. De Geboortekerk op het Bauman-landgoed waar Peter de Grote opgroeide was dichtbij. Ik liep langs een uitgestorven kermis, een witte brug over en kwam op het eiland Ismaïlovo met middenop de kerk. In de schemer op het gladde water peddelde een bootje met drie mannen. Plats, plats, . Twee mannen zaten te vissen. Ik op een bankje. Drie mountainbikers met stoere stemmen. Een haveloze arme jongen kwam drie keer langs.
Ik kwam bij de kerk en de priester voelde of zijn portier dicht zat. Een bonnet van bont op zijn hoofd. Hij sprak met de agenten die dranghekken hadden meegenomen. Hij kuste collega's op de trappen en daarna sloot een mensenmassa zich om hem heen.
De kerk was enorm hoog, met gigantische iconen en muurschilderingen op de dikke pilaren. Er was de manshoge Heilige Mandylionicoon en verschillende Moeder Godsiconen. Op de lessenaar voorin stond de Verrijzenisicoon, die voortdurend door binnenkomers gekust werd. De kerkdienst begon met lezingen. Het volk bekruisigde zich en boog bij elk Góspodi Pomiluj, Kýrië Eléïson van het koor. Kaarsen werden achteloos gekoesterd. Twee bodyguards maakten de kerk even onveilig.
Om me heen alle vrouwen met gedekten hoofde. Allemaal met sjaaltjes op hun hoofd. Een groep van witte sjaaltjes maakte een engelachtige indruk. Er was ook een gehaakte witte. Wit overheerste trouwens. Niemand kijkt opzij of naar een ander, maar wel naar voren. Door het hoofddoekje kún je ook niet naar de vrouwen kijken, het haar is bedekt, alleen achteruitkijkend kan je een gezicht van een vrouw zien.
Om half twaalf stroomde het volk de kerk uit, achter de geestelijkheid en het koor aan. Het kaarsje in de hand werd angstvallig brandende gehouden. De hymne van de Stille Zaterdag werd gezongen. Vooraan liep een half woord voor. Soldaten in legertenue bewaakten om de tien meter opgesteld zorgvuldig de ordelijke gang van zaken. Toen de laatsten de laatste hoek omkwamen was de priester op het bordes zover. Hij riep, en iedereen hield zijn adem in: Christós Voskrese - en als een machtig koor riepen de mensen: Vaístinoe voskrese: Hij is waarlijk opgestaan. Het werd in alle toonaarden door het koor herhaald, de priester zong het uitdrukkelijk op zijn eigen wijs, en steeds volgde de hymne van de Opgestane Heer. Toen ging men naar binnen en kon het leger eindelijk in actie komen: door een nauwe opening in de dranghekken kon men nu ordelijk de kerk binnenstromen. Die stond stampvol, die hele grote kerk. Een koude wind waaide vanachter tegen mijn benen.
Ik zag een schim van een camouflagepak. Verschillende opvallende verschijningen om me heen. Een heel klein vrouwtje, dat niemand vóór haar liet staan. Een kleinzoontje kwam bij haar, even lang als zij. Jongetjes die dapper een paar uurtjes kruisen slaan en buigen bij elk Gospodi Pomiluj, zo één zag ik later tegen een pilaar leunen. Geen gezichten zien. Mijn buurman buigt extra door bij die buigingen. Als hij weg is staat daar een vrouw die nog verder buigt en de grond beroert. Een man die zich steeds naar voren dringt en dan terugkomt. Er is geen aandacht voor de medemens. De iconostase baadt in het goud. De Tronende Christus, de Tronende Moeder Gods, de Doper, de aartsengelen in 19e eeuwse suikertaartstijl geschilderd, de feestenrij daarboven is zichtbaar vanaf Maria Boodschap tot en met de Opstanding.
Ik denk momenteel dat Nederland rijp is voor de orthodoxie. Voor het geachtengoed en de esthetiek. Voor het uren in de kerk staan en buigen voor het woord van de Heer. Terwijl een koor boven je hoofd staat te zingen kom je in een stilte terecht, waarin je niet mag, maar ook niet moet praten. Je staat hier zoals tien of vijftien eeuwen geleden je lotgenoten. Je ego heb je ingeleverd. Menselijkheid en nederigheid zijn nieuwe deugden voor je.

Achter de deuren van de iconostase is het een en al opwinding. De diakenen met kaarsen komen soldatesk de deuren uit. Blijven stokstijf aan weerszijden staan. Nog twee komen naar buiten. Gaan ook staan. Gaan met driftige gelijke pas naar links. Gaan naar rechts. Grote ogen. Christus is opgestaan, roep er een. Hij is waarlijk opgestaan, roept de hele kerk. Ze banen zich een weg in een rij door de dichtopeengepakte menigte heen, de voorste met een lauwerkrans om een kaars, de priester met het evangelieboek, twee misdienaars met groen en kaarsen, ze lopen dwars door de kerk, met opengesperde maar verrukte ogen, Christós voskrese. De pantomime van het ongeloof van de wachters. Hij is waarlijk opgestaan! Een vrouwenstem voorin slaat in vervoering over. De vrouw die kaarsen verkoopt praat tegen de klanten. Halverwege de liturgie en iets te laat gaan de lampjes achter de letters X en V op de iconostase aan.
Steeds beter begin ik het koor te horen. De sopraan schittert, de alt weent, de tenor is dapper en de bas schalt als een bazuin. Tijdens de voorbeden is het nog gewoon het Kyrie: Gospodi pomiluj.
Als ze meer moeten zingen blijkt het een strak professioneel koor te zijn. Zes stemmen met solistenkwaliteit. Drie jonge mannen van in de twintig. Drie vrouwen van rond de veertig. Keurig in rok en jacquet, behalve de nonchalante tenor in een bruin colbert. Ze staan op een hoog balkon en laten steeds meer van hun kunnen horen. Hoe moeilijker hoe mooier. Hoe later hoe virtuozer. Ik moet ademloos luisteren. Ze hebben voor alle stukken, Devte, Agios, Cherouviko, Patera Yion en zo voort, hun favoriete versie uitgezocht. Ik ken de componisten niet, Rachmaninov, Prokofief en Bordniansky zijn er niet bij. Alles wordt vlekkeloos gezongen. De bas is dominant aanwezig en lijkt het koor te leiden. Ze zijn onzichtbaar op een balkon opgesteld, maar als de bas zich zo hard laat gelden, dan weet ik het wel. Fijn dat er geen instrumenten in de orthodoxe kerk zijn toegestaan. Als ze een driestemmig mannen- en dan een vrouwenstuk hebben gezongen, ben ik helemaal overtuigd van een onwerkelijk geluk dat over me is uitgestort. Alle woorden zijn verstaanbaar. Je kunt niet zeggen dat het je niet duidelijk is gezegd. Bravo!
Ik ken beroepszangers die alles met hun stem uithalen met de geringste moeite. Ze zijn gezegend met een groot talent. De sopraan laat zich gaan in een vibrato. Het volk zegt het Onze Vader op en de geloofsbelijdenis terwijl een diaken met zijn hand het ritme aangeeft. Brood en wijn worden rondgedragen. Gauw is het dan afgelopen. "Slava" wordt gezongen, dat zal Eis Agios zijn. Als ik naar huis ga is het drie uur in de nacht. Fijn Pasen gevierd. Gelukkig Pasen, pelgrim!

Rublev
In de expositie van de Maria Ontslapeniskerk uit de vijftiende eeuw sta ik voor de iconostase. Petrus en Paulus staan in transparante kleuren tegenover elkaar. De Heilige Mandylionicoon zie ik vier keer. De Byzantijnse iconen trekken mijn aandacht, ach zo ver van de stad aan de Hellespont. Enkele kleine zijn verrassende staaltjes van Grieks schilderen. De grote Russische Moeder Gods is verwant, maar heeft minder techniek, en toch grootsheid. Het is gek, dat een Byzantijnse die niet heel goed technisch is geschilderd, het stempel mee krijgt van geen goed schilderwerk. Terwijl een Russische met een onvolmaakte techniek wel een indrukwekkende diepte kan tonen. Misschien zijn wij Griekse schilders meer navolgers van bovennatuurlijke schoonheid dan van onpeilbare spirituele diepte. Met deze ogen ga ik de iconen bekijken vandaag. Op Moderne Russische Kunst van vóór de revolutie van de Tretjakov-galerij zag het zwart van de jonge stelletjes, kleine gezinnetjes, grote gezinnen en dagjesmensen. Bij het ingaan van de iconenafdeling schrik ik van de leegte. Bij de iconen niemand. En ik loop nota bene naar Immanuel toe. Alleen. En meteen ook de iets kleiner dan verwachte Christus met het strenge Oog. Er zijn geen gelijkwaardige iconen van. Een Byzantijnse Moeder Gods is zo mooi dat ik haar wil schilderen. Daar is de grote Orante. Geweldig. Nog een stuk of vier zalen. De bekende Moeder Godsiconen. De eerste grote naam: de Ontslapenis van Dionisii? Alle grote iconen uit de boeken. Mijn voeten doen zeer van het slenteren. Hier lopen ze met mij rond in lege zalen. "Toegeschreven aan Feofan Grek", "Kring rond Dionisii".
De Triniteit van Rublev is manshoog. Er zitten geen harde kleuren in. Alles is in een lichtscala geschilderd. De foto's die lichte kleuren weergeven zijn goed. De synode gaf opdracht dat de Drie-eenheid moest worden afgebeeld zoals op de icoon van meester Rublev, die later heilig is verklaard. De reisgids verklaart bij de Deësis van Zvenigorod dat Rublev en tijdgenoten na de introverte mystiek van de veertiende eeuw een tijdperk inluidden waarin de ideale hemelse wereld als een belofte werd afgebeeld. Michael, Paulus, Christus baden roerloos in schoonheid van transparanten.
Een gids komt voorbijsnellen met een Amerikaanse in zijn kielzog. Recht op de Drie-eenheid af. Als ik ervoor sta, gaat van een Japanse naast mij de telefoon af. Peter en Hans en Tineke later steken schuin mijn zaal door. Mooi! wijzen ze vooruit naar een Nikolaasicoon. Die zaal is ook mooi. Ik kan Rublev niet echt kwijtraken. Ook in de schatkamer hangt veel. Ik vergeet het meteen. De Vladimirskaya is afwezig.

Onderweg naar Suzdal komen we in een Jugendstilkerk. Engelen met gouden lokken houden bevallig met gedraaide heupen de koepel overeind. Bloemenranken wikkelen zich langs de pilaren omhoog. Heiligen kijken ons op iconen van olieverf aan. Daar is Athanasius van Alexandrië, uit de vierde eeuw, grondlegger van het credo. En de kloosterhervormer Sergej van Radonetz. Ik neem spontaan een foto. Mag niet van de priester. Die iconostase heeft sfeer.

In de vesting van Suzdal staat een kerk van de Geboorte van de Maagd. Een gouden deur, althans in sgrafitto-techniek uitgevoerd. Haar mantel zweeft boven haar. Muurschilderingen uit een latere tijd, zoals een Deësis.

Een grote horde nonnen verlaat de kerk van het klooster Bogoljúbovo bij Vladímir. Ze willen niet op de foto, zoals nergens. Het is geen aapjes kijken hier! Je bent in je eigen klooster, je woont er dertig jaar bijvoorbeeld en je hebt het aanzien van de nabijgelegen grote stad. Terecht: je leven heb je gewijd aan de Heer in contemplatie, gebed en werk. Maar de laatste jaren springen er buitenlanders met gekke hoedjes op voor je en ze nemen je op de foto. Weg ermee! Het klooster van Vladimir heeft nog twee aparte verhalen. Het dorp Lipitsk bestond louter uit sektariërs. Ze moesten hun vrijheid kopen op de volgende manier: ze mochten dit klooster in in ruil voor hun bezittingen. In dit ene klooster zijn 90 % Lipitskaners. En de Romanov-tsarenfamilie heeft altijd een sterke band met dit klooster gehad en onlangs op het 8e eeuwfeest van het klooster waren ze aanwezig en schonken het uurwerk van de klokkentoren.

In de resten van de kleine winterkerk van de Romanovs hing een grote Moeder Godsicoon uit de 11e eeuw. Dus toen was het christendom in Rusland pas een eeuw oud! Als je de spoorweg overgaat zie je een reusachtige weide liggen, en in het midden ervan ligt een Pokrofkerkje dat naar de rivier erachter, de Nerle is genoemd: het kerkje van de Bescherming en voorbede van de Moeder Gods van de Nerle. Het pad slingert zich door het groen ernaartoe. Als een echte pelgrim loop je daar door de leegte naar de kerk. De iconen zijn pas geroofd. Het staat op een terp die Vladimir Bogoljúbovo liet opwerpen. In 2002 is het weiland voor het laatst helemaal ondergelopen. De kerk stond droog. Dat moet een adembenemend gezicht zijn geweest.

In Vladimir kijk je uit over een vlakte. Aan de toren van de Moeder Godskerk van Vladimir hing een schilder hoog aan touwen en kalkte de muur. Je keek al in een ijzingwekkende hoogte om hem te zien. Toen ik ook twee arbeiders op wankele steigers aan de zuidkant zag zitten kwam in een flits de film van Andrej Tarkovski over Rublev mij voor ogen. Daarin wordt van de torentransen in een middeleeuwse luchtballon gestapt. Ze schilderen nu de zuidkant. De aarden wallen hier gebruikte men als verdedigingswerk, in combinatie met een sloot ervoor en een palissade erop.
Over de oorspronkelijke kleine kerk is na een brand een grotere kerk heengebouwd, als een grote matrjoeskapop over een kleine. O, zegt de gids, een deel van de film Rublev is hier opgenomen. En in de kerk zijn de fresco's van Rublev. Wat?

Binnen flakkert kaarslicht. Eerst kom je onder een gewelf, waarvan de bogen door Rublev geschilderd zijn: het Laatste Oordeel. De transparanties zijn ragfijn, de kleuren licht en etherisch. Maar het opvallendste vind ik de vorm, de tekening. De rondingen van de contouren zijn zacht, het hoofd is er haast voorzichtig aangezet. De gedaante maakt een zachte bocht.
De gids mag me dan een te rectificeren Griek noemen, maar de verhouding hoofd-lichaam is hier echt 8 staat tot 1. Griekse verhouding. De gids noemt ook nog de mogelijkheid dat Zwarte Daniíl, de leraar van Rublev, een Griek, hier heeft geschilderd. Dat lijkt me dan logisch opeens. Christus zit ietwat ongemakkelijk in zijn stralenkrans. Het Paradijs is er ook. Bij de poort met Petrus is het een gedrang. Een drukke compositie zeg! Je wordt haast onder de voet gelopen!
Je kunt een kaars aansteken en Rublev ergens om je heen wanen. Het kan zover komen dat hij je volgt. Ik stel me voor en meen dat hij er is. Op slag wordt de kerk donkerder en door de open deur valt alleen licht. Russische zachte stemmen kopen kaarsen. Een kap schuifelt in het duister langs. Vaatwerk voor wierrook rinkelt. De tijd schuift sowieso in elkaar. De heiligen zijn in de kerk, en zijn samen met ons, de orthodoxen, de eeuwige kerk.
Buiten de kerk zijn brede gazons met paadjes en bankjes. Zo zit ik hier de rest van de dag op de kerk te kijken, te schrijven, naar orthodoxe muziek te luisteren en de bewegingen van groepjes jeugd te volgen. Zeker weten dat Rublev hier was.

In Sergejev Posad is een klooster, gesticht door de grote kloosterhervormer en eerste Russische heilige Sergej van Radonetz. Zijn gebeente rust hier. Het complex telt drie hoofdkerken en het is het belangrijkste pelgrimsoord van Rusland. Reusachtige gouden torens rijzen boven de kloostermuren op. De poort is met scènes en heiligen in zachte pasteltinten versierd. De straat gaat omhoog en tussen berken en beuken rijzen de koepels weer hoger op.
In de kerk met het gebeente van Sergej vullen mensen voorbedenbriefjes in voor geliefde personen en gaan met een kaarsje in de rij staan voor de tombe. Een priester en een koor zingen onophoudelijk. Deze kerk is in gebruik. Op de Deësisrij op de iconostase zijn in het zwakke licht met moeite de heiligen die Rublev heeft geschilderd te onderscheiden. De groene mantel van de Doper vind ik het mooist. Ook hier weer de flauwe bocht in de contouren van de heiligen. De techniek is hier eitempera, dus de figuren steken sterker af tegen het goud. Ik blijf langere tijd staan zonder ergens aan te denken. Buiten is het rijk van pelgrims uit alle windstreken, van alle leeftijden, ze rusten uit, kijken naar de kerk, rusten, blijven hangen, halen water uit de fontein, kopen souvenirs en boekjes. Weer sta ik voor de iconen. Ze zijn van het jaar 1400, 600 jaar voor onze tijd. Duizend jaar is in de ogen van de Heer als één dag. Rublev is heilig verklaard. Hij is hier.

De weg voert langs de Verlosserkerk in Novgorod, één van de 24 kerken die Feofan Grek (Theofanes de Griek) beschilderd heeft. In Griekenland reisde ik eens langs Agios Nikolaos op de West-Peloponnesus, waar hij ook nog eens een kerk heeft beschilderd. Tot mijn spijt ben ik toen niet gestopt. Zijn handelsmerk is de grote penseelstreek. Hij zet het haar in één keer neer. Grote zwarte ogen of is het omber? Alsof hij wil zeggen: mij interesseert de grote vorm. En door zijn grote kennis kan hij geen fouten maken. Zijn lichten zijn klein maar intens. Een elegante tekening maar grove lijnen. Een techniek die in Griekenland ongehoord zou zijn. In Rusland is hij dus gerectificeerd tot Rus.
Novgorod is een eeuwenoude vesting aan de Volchov, de tweede rivier van Rusland. Een handelsstad dus waar heel lang in Arabische munt werd betaald tot ze op stukken (rubl) zilver overgingen. De hoofdkerk is gewijd aan de Heilige Wijsheid, de Agia Sofia. Er hangt een Moeder Gods voor in de kerk, die door afbladderen zo beschadigd is dat het op een mozaïek lijkt. Ze wordt bijzonder vereerd.
Een kleine feestenrij van de Sofiakerk hangt nu in het museum ertegenover. Er staan Griekse opschriften op in rode letters, en het was toen 1374. Dus zo lang is de opschriftentaal Grieks gebleven. De iconen hier in Novgorod hebben heldere kleuren en een natuurlijkheid en gemakkelijke pose van de heiligen. De centrale iconenwerkplaats was die van de aartsbisschop. Een realistische Nikolaas domineert de zaal.
Tabletki zijn voor het schilderen geprepareerde stukken linnen van ongeveer 25 x 20 cm., die tweezijdig beschilderd zijn. Op de ene kant staan de feestdagen, zodat men ze op de lessenaar kon leggen, om het feest van de kerkelijke kalender aan te geven. Op hun keerzijde staan steeds drie heiligen om ook op hun gedenkdag op de lessenaar te staan. Ze zijn nog professioneler dan de feestenrij geschilderd in 1495. De zwanenzang van de Novgorodse icoon, zei Lazarev, want in 1485 verloor Novgorod zijn onafhankelijkheid aan Moskou.

Dionisii
In de paleisstad Petersburg, gesticht door Peter de Grote 300 jaar geleden, staat de Alexander Nevski-kathedraal, en Peter haalde Nevskis stoffelijk overschot uit Vladimir om hem te eren die in de 13e eeuw de Zweden had verslagen. Peter zou dat ook doen in 1709. De eredienst is net begonnen als ik binnenkom. Gospodi pomiluj. De Verrijzenisicoon staat op de lessenaar ter begroeting. Het koor staat op het balkon boven de ingang.
In de Hermitage de bijna lugubere rijkdom van de Romanov-heersers. De Russische iconen zijn niet te bezichtigen. Dan maar naar de Byzantijnse afdeling op de derde verdieping. Het was een half uur zoeken en tien Russisch sprekende suppoosten vragen, maar de weg erheen bleek achteraf kinderlijk eenvoudig: in de gang met de gobelins op de tweede verdieping halverwege links een openstaande deur induiken en daar dan een trap op. Een nieuwe aanwinst was een Moeder Gods, en pas gerestaureerd ook. Een Christus Pantokrator was op een expeditie van Pjotr Sablinsky in 1859-60 naar Athos in twee stukken in een opslagkamer in het Russische Pantokratorklooster aangetroffen en meegenomen. Deze Christus is een bijzondere. Net zoals een vrij bekende variant uit Veria, Griekenland, heeft hij felle witte lichten op zijn gezicht, hij lijkt gerestaureerd, zo wit, te wit, maar ik kan het niet bewijzen. En deze heeft een waas in het midden van zijn gezicht, zodat hij je aankijkt zonder dat je het goed ziet. Mooi golvend haar. Mooie kleurige vleespartijen in de hals met ragfijne kleurovergangen.
Er hingen meer trofeeën van Pjotrs reis, onder andere een Christus ten voeten uit, die zoals veel andere van die reis via verzamelingen in 1930 geschonken waren. Daar was de groene Anastasia de Farmakolytria ( de geneeskrachtige) uit de boeken. Ik zag dus een verzameling iconen die op Athos of Konstantinopel geschilderd waren. Ook enkele feestdagiconen, de oudste uit de 11e eeuw, toen was Rusland nog geen eeuw gedoopt.
Ik ging op intuïtie mijn geluk nog eens beproeven bij de oude Russische iconen. Het was een uur later en het was nu opengegaan, en de Engelse Barok was dicht. Wij hebben pauze, stond er. De blikvanger was de Nikolaas met de rode achtergrond. Het was een kleine collectie.
Op naar het Russisch museum, dat pronkt met het aantal van honderden iconen. Opeens ga ik van Dionisii houden (rond 1500). Zijn fresco's zijn mij wat te onbeholpen, zoals ze in de boeken staan. Maar zijn iconen zij ook een soort Rublev. Zijn kleuren zijn fel, maar ze zijn verweerd. Contouren krijgen rafelranden, gezichten missen essentiële lijnen. Toch is het al genoeg, om te zeggen dat hij een formidabele schilder was, is. Ook Feofan Grek heeft zulk werk, van 1400. Uit Rublevs werkplaats schijnen levensgrote iconen afkomstig, maar ik mis juist zijn invloed, zijn zeggenschap in deze iconen. Veel ziet er onbeholpen uit. Het gevoel dat ik had blijft uit.
Een populaire kleine icoon, de Joris met de witte draak is er. Het Ongeloof van Thomas van Dionisii is voor mij de mooiste van de dag. De icoon is een beetje verweerd, wat overblijft is als abstracte kunst gestapelde kleurvlakken, blokken kleur.

De Russische les
Of ik na deze reis de Russische iconen ken, welnee. Wel beter leren kennen. Ook ben ik niet tot Russisch schilder gerectificeerd, zoals de gids wilde.

Wat technisch de Grieken van de Russen scheidt, is het transparante. Het grote kleurvlak van een rode of groene mantel bijvoorbeeld wordt transparant opgezet, door meer dan tien transparante verflagen over elkaar heen te zetten. Dat geeft een niet te voorspellen wolkig patroon, waar je ook doorheen lijkt te kijken. Je denkt: waar kijk ik eigenlijk naar? Uiteindelijk kijk je ook naar de witte grondering van de plank. Dat is een bijzonder mooi effect en dat hebben Griekse iconen niet. Die hebben allemaal dekkende kleurvlakken. Bij de Russen zijn wel het eerste, tweede en zeker derde licht als het er is, dekkender dan het grondvlak. De lichten zijn anders dan de Griekse, en een aparte studie waard. De lichten kunnen best helder zijn, dan stralen ze, maar ze zijn smaller.
Dan hebben Russische iconen verder de aanduiding van het volume van het kleed door middel van allemaal lijntjes. Het gaat over belijning. Arcering is hier niet bedoeld. Als aan de rand van een kleed de lijntjes dicht op elkaar gevorkt staan, dan begrijpt het oog dat het kleed hier rondloopt. Griekse iconen daarentegen geven ronding aan door de belichting van het eerste tot en met het derde licht en de grondkleur gaat de rol van schaduw spelen. En zo hebben de iconen van de Kretenzische school nogal veel schaduw: ongeveer 50 % van het oppervlak.
Verder hebben de Russische iconen en ander kleurgamma of palet. Veel iconen hebben onbestemde kleuren als omber, amber, bruin, en pasteltinten of harde groene, rode achtergronden. Griekse iconen daarentegen hebben grondvlakken die ook meer corresponderen met de lichten, in die zin dat een rood licht een rood grondvlak met zich meebrengt (en vice-versa), groen een groen, blauw een blauw, bruin een bruin. De Kretenzische school vereist dat tenminste. Het Russische schilderen is volgens mij en de Russische auteurs ontstaan uit de specifieke perioden van het Noordgriekse schilderen (te weten de paleologische en hesuchastische stijl), en daarin was zo weinig eenvormigheid dat het niet zo gek is dat het Russische schilderen a) ook zo uiteenloopt en b) dus zo verschilt van Kreta.
Het 4e verschil tussen Russisch en Grieks is een beetje de tijdbalk. Vanaf de vierde eeuw waren er iconen, ik denk het eerst in Palestina. Byzantium gebruikt ook de beeldtaal (term is iconografie) van het Hellenisme (300 v. Chr. tot 300 n.Chr.) en van de klassieke Oudheid (800 tot 300 v.Chr.). Tijdens de Byzantijnse beeldenstorm (725-853) was Rusland nog heidens, zelfs tot 988, toen Kiev als eerste en belangrijkste vorstendom christelijk werd, ten tijde van de Macedonische dynastie in Byzantium. Rusland heeft dus niet de wortels van het Byzantijnse schilderen in zich, alleen een momentopname overgenomen en verder ontwikkeld. Het verval zet in Rusland in de 16e eeuw, en in de Byzantijnse gebieden op zijn laatst in de 17e eeuw.
Het vijfde verschil betreft het expressionisme van het Russische ontwerp tegenover het realisme van het Griekse. De verhouding hoofd-lichaam ligt in Rusland op 1: 12, in Griekenland op 1 : 8. Die onnatuurlijke Russische vormgeving geeft voor het oog de vergeestelijking van de mens heel goed weer of is daartoe in staat. Op de iconostase buigen deze lange gestalten in lichaamstaal die zegt: deemoed, onderwerping, nederigheid, slachtoffer, overgave: Gospodi pomiluj. En misschien zit er wel een beetje Russische melancholie bij ook. De Griekse iconen zetten bovennatuurlijke portretten neer in op en top realisme. De heiligen worden afgebeeld als gelukzalige mensen met natuurlijk wel een naar binnen gekeerde blik.

We zullen naar de Russen moeten kijken om te leren. Om ons eigen schilderen die toets van heiligheid en psychologische diepte mee te geven waar de Russen om bekend staan. Een rol speelt ook het begrijpen van de artistieke middelen waarvan de Rus zich bedient. En ik denk dat we uit het eigen arsenaal dat de Griekse traditie ons heeft overgeleverd moeten putten om tegenover de Russen iets moois neer te zetten.