TERUG naar Artikelen

Voorgeschiedenis van de iconen tot 1400

Van de Fayoumportretten tot de val van Byzantium

De Fayoum-portretten stammen uit de 1e tot de 4e eeuw na Christus in Egypte, dat toen onder Romeinse heerschappij stond. Het zijn mummieportretten, die tijdens het leven van de mensen geschilderd waren en bijgezaagd aan de hoeken op de plaats van het gezicht in de doeken van de mummie werden gewikkeld. Hun herkomst was in de helft van de 19e eeuw volledig onbegrijpelijk, maar aan het begin van de 20e eeuw had je die Engelse, Duitse en Franse archeologen, zoals Carter, Evans, Schliemann en Champollion, die opzienbarende opgravingen deden – zo was er ook Flinders Petrie, die eerder in Palestina belangrijk werk had verricht, en in Egypte haalde hij de Fayoumportretten naar boven. En hij kon ze dateren. Naar mijn mening, was er in die tijd een rondreizend schildersgilde in het hele Oost-Romeinse rijk dat portretten maakte van de rijke mensen. Want waarom zijn ze zo mooi, zo professioneel? Fayoum is weliswaar een welvarend dorp geweest op 50 km. afstand van Caïro, geweest, maar klein. Bijenwas wordt warm gemaakt om het op te brengen, en de techniek is impressionistisch. Je werkt met verschillende kleurvlakjes. Nu hebben we ook iconen uit de 6e tot 7e eeuw die bewaard zijn gebleven, ook in bijenwas geschilderd. Ik concludeer dan ook, dat zullen diezelfde portretschilders wel geweest zijn, die overal in het toenmalige Oost-Romeinse rijk, trouwens ook een hellenistisch rijk, een mengcultuur van allerlei verschillende volken met wel een duidelijke cultuurtaal, het Grieks. Dat stamde nog van Alexander van 330 voor Christus. Dus in het Sinaïklooster hangen enkele iconen in wastempera, in de volledig impressionistische stijl van de Fayoumportretten. Ik denk aan de Petrus, de Moeder Gods met de twee Theodorussen en de oericoon van alle Pantokrator-iconen, de Pantokrator van de Sinai.

Hoe zou dat nou afgelopen zijn met die Fayoumportretten in de 4e eeuw. Konstantijn heeft in 312 bij het edict van Arles het christendom als toegestane godsdienst erkend, religio licita heette dat. En de reden voor zijn beslissing was denk ik politiek. Het Romeinse rijk was het grootste rijk ooit, een wereldrijk, maar een politicus zoekt naar een gemeenschappelijk idee of een illusie, of een identiteit voor alle mensen in het rijk, want zo’n idee werkt dan as cement voor de samenleving, een identiteit. Het burgerrecht was passé, want dat was niet voor iedereen weggelegd, slaven waren daar bijv. van uitgezonderd. Het christendom had veel concurrentie: je had cultussen van Astarte, een Fenicische godin, de Perzische Mithras, heel belangrijk in deze tijd, Osiris en Isis uit Egypte, Eleusische Mysteriën uit de Griekse godsdienst, alleen voor ingewijden, de Olympische goden met Afrodite (Venus), en je had de retorenscholen die de klassieke filosofie van de academies Plato en Aristoteles voortzette. In een stad als Alexandrië kon je elke dag in een andere tempel offeren en veel mensen deden dat ook. Het blijkt wel dat het van religie doordrenkte maatschappij was, dat religie op allerlei manieren bestond. Konstantijns moeder is volgens de traditie christen geworden in ieder geval, en dat kan zijn beslissing beïnvloed hebben. In ieder geval was de potentie van het christendom om al deze mensen van het Romeinse rijk te binden. Toen in Nicea het eerste oecumenische concilie in 325 bijeenkwam bleken dat echt knappe koppen van hoog filosofisch gehalte zich voor het christendom hebben ingezet om het credo vast te stellen. Ja, als je er oog voor had … het christendom had toekomst. Ook in 325 maakt Konstantijn de stad Byzantium, het huidige Istanbul aan de Bosporus, de hoofdstad van het rijk om het rijk tegen de oostelijke wereld, tegen de steppebewoners van Mongolië en Midden-Azië te kunnen verdedigen. Dat is ook gelukt, want niet het Oost-Romeinse rijk is ingestort door de invasies van de volksverhuizingen, maar het westelijke deel. De scheiding van de rijken is eigenlijk definitief in 395. Ook in 395 wordt onder Theodosius het christendom de enige toegestane godsdienst.

Wat hield Konstantijns politiek nu in voor de christelijke kunst? De Fayoumportretten mochten niet meer, want de mummiecultus werd verboden. De Romeinen waren de baas in Egypte. In Rome kwam de christelijke kunst boven de grond. In de catacomben zie je dat eerst het christelijk geloof werd uitgebeeld met symbolen van het anker, het kruis, het bootje, de vis, de goede herder, het lam, en dan komt na 325 de eerst christelijke kunst in Italië. Naar Palestina gingen de mensen graag naar toe op bedevaart, en daar krijg je de eerste icoonachtige voorstellingen op ampullen, waarin het water van de Jordaan bijvoorbeeld werd meegenomen. Dat zijn al heel vroeg afbeeldingen van Moeder Gods. Palestina denk ik zou heel goed de eerste plek geweest kunnen zijn waar iconen zijn ontstaan. Er wordt over geschreven, de ene kerkvader is er voor en de andere is er tegen. Maar de iconen komen in zwang, eigenlijk steeds meer in het leven van de christenen. Ze zijn, zoals gezegd, aanvankelijk in wastempera geschilderd..

Eitempera moet na het jaar 600 zijn ingevoerd, en daar heb ik wel ideeën over. Wanneer in de geschiedenis zijn er nou voor het eerst kippen gehouden die een beetje redelijk aantal eieren produceerden. Misschien valt dat begin wel samen met het begin van de eitempera. Ikzelf heb daar nog geen onderzoek naar gedaan. Daarna kun je voor iconen een paar honderd jaar overslaan, want ze hebben ook een beeldenstorm in Byzantium, toen zijn alle iconen kapotgeslagen, dus d’r is heel weinig van over. En er begint zich rond 900 een iconenstijl te ontwikkelen, en dat is ook voor onze ogen een heel natuurlijke, een heilige met blauw onderkleed, ik geloof, de heilige Filippus, met hoekige banen van licht op zijn been, dat wil zeggen, het impressionisme van de wastempera is losgelaten, en dan krijg je wat wij noemen de gefragmenteerde lichten, de geometrische vormen op de kleding. In het vervolg heb je dan de verschillende schilderstijlen en die worden genoemd naar de dynastieën van de keizers. Dus het schilderen van de tiende eeuw ondergaat een soort impuls van de Macedonische keizers, die veroveraars waren. De stijl is monumentaal, trots, alsof de iconen willen zeggen, dit zijn de heiligen van de overwinnaars. In de elfde en twaalfde eeuw heb je de Komneense stijl, die een beetje retro is, ze gaan in de handschriften kijken, en daar vinden ze de afbeeldingen die rusten op de klassiek Griekse en hellenistische vormtaal, op de hellenistische kunst die na Alexander ontstaan is, die dan weer zijn basis heeft in de klassieke vormen, in de klassieke ideeën van schoonheid van het menselijk gezicht, van dieren en planten. En die pakken de Komnenen, gek genoeg, bijna 1000 jaar later weer op. Iets anders wat de Komneense stijl kenmerkt is het precieuze, het gekunstelde, het maniëristische. De techniek beheerste men vlekkeloos en de iconen zijn vaak een beetje overdone, er spreekt een drang uit naar verfijning. De Komnenen maakten de inname van de hoofdstad door de kruisvaarders mee in 1204 en vluchtten naar Nicea. Het volgende geslacht, de Paleologen, verovert de stad terug in 1260. En je dacht dat het vrede zou betekenen. Maar dan komen de Turken natuurlijk. Je ziet het ook in de iconen. Je ziet gekwelde mensen en heiligen met schrik in hun ogen. Met allerlei emoties. Het hoort helemaal niet op iconen, want de heiligen wonen in de hemel en zijn gelukkig, ze zijn in een verheerlijkte staat. Op de iconen en de muren van Athos zie je echt gekwelde gezichten en spastische gebaren, die pijn uitdrukken. Na 1300 krijg je een echte godsdienststrijd, de hesuchastische strijd, het gaat dan tussen de mystici en de rationalisten. De eersten zeiden, je kunt het goddelijke licht zien en de mens moet naar vergoddelijking streven, en da’s ook mogelijk. En de rationalisten zeiden: alles wat je gelooft kan je eigenlijk beredeneren, kijk maar naar het westen, daar heb je de scholastiek, het is these en antithese en conclusio, dus er is eigenlijk weinig mysterie. Het waren natuurlijk de intellectuelen die zo spraken, die contact hadden met het westen. En er zijn doden gevallen, want er werd over gevochten, want als de keizer een kant had gekozen, liet hij natuurlijk wel eens een keertje geheel in Byzantijnse stijl de tegenstander uit de weg ruimen. En onder die strijd heeft het volk ook heel erg geleden. Maar het lijkt wel dat door het geweld, in deze periode althans, dat de mensen zich op het mystieke in de iconen gaan richten. Dan zie je dus ook weer een weerspiegeling van die tijd in de iconen. De mystici hebben gewonnen, en het is nu een dogma in de oosters orthodoxe kerk, het schouwen van het goddelijk licht en de mystieke weg naar God. Het westen kent dat niet, of althans, in het oosten is het expliciet geformuleerd, en het heeft nog enkele aspecten. Hoe zijn de iconen nou uit deze tijd? Die zijn vreselijk vergeestelijkt, enorm spiritueel. Hoe dan? Dat het eigenlijk niet zo erg gaat om het gezicht van de heilige, maar meer om wat die heilige denkt, en wat die uitdrukt. En de iconen uit de hesuchastische periode zijn zo spiritueel, zal ik maar zeggen, dat het bijna Russische iconen lijken. Van de Russen weten wij het. Het drukt heel erg uit de inhoud van het geloof, de devotie en de deemoed.

Toen ben ik gaan denken. Is die periode dan misschien een schakel tussen Russisch en Grieks? Als je naar de jaartallen kijkt, dan zijn dus die heel erg mystieke iconen van de Grieken in dezelfde tijd ontstaan als hun Russische tegenhangers! Ik concludeer dat het overgewaaid is van Griekenland naar Rusland. En van Rusland weten we dat het altijd zo gebleven is. De Russische iconen zijn mystiek gebleven en devoot, een uitdrukking van het geloof. En de Griekse iconen zijn teruggegaan na de hesuchastische periode naar een beetje menselijker uitdrukking van de heiligen, en de Russen niet. Als je nou een voorbeeld wil hebben van de laatste Griekse periode dan is dat de Michael die in het Byzantijns Museum hangt, dat is een laatbyzantijnse icoon, en daarin zie je weer het gegeven terugkeren dat de heiligen gewone menselijke gezichten hebben, eigenlijk meer portretten, dus realistisch en in de verte steunend op de hellenistische stijl. En daar is het byzantijnse schilderen op uitgelopen.

Er is ook een naam die de hele Noordgriekse stijl aanduidt, en dat is de Macedonische School. En daaronder valt alles wat er in Noord-Griekenland gebeurt. Als het maar niet Kretenzisch is. Dus je hebt die verwrongen gelaten uit de tijd van de oorlog, da’s allemaal Noordgrieks. En je hebt een grote meester in Noord-Griekenland, Pansélinos op Athos, ook belangrijk schilder met fantastische fresco’s, je zou bijna zeggen, dat is een genie, nou waarschijnlijk is hij dat ook geweest, je hebt schilders in Ochrid, Ochrid aan het meer van Ochrid, in Macedonië, je hebt het Servische schilderen, Servisch is dan binnen de Macedonische School een heel belangrijke regionale stijl, en heel erg prachtig, waar erg weinig op gestudeerd wordt, maar iconen van grote klasse. En de Serven hebben een klooster op Athos, dat is Chilandari, en waarschijnlijk kom je daar ooit nog wel eens een keer over te lezen, en zie je die iconen en dan moet je toegeven, ja, dit is hartstikke bijzonder. Servië was een groot Balkanrijk met een eigen vorst, een beetje een imperialistisch rijk, dat ze nu zon beetje aan het verliezen zijn, en binnen de Macedonische School een belangrijke stijl. En Ochrid is een wonder van iconenschilderkunst, het hoort ook bij het Servische schilderen. Het is een aartsbisdom geweest en het heeft heel veel invloed gehad op de Balkan, omdat de schilders ook allemaal heel getalenteerd en bijna geniaal zijn. Ik ken iemand, die is in Ochrid geweest, en die is iconenliefhebber geworden, zo heeft dat gewerkt. Dus als je nog niet van iconen houdt, moet je naar Ochrid. Boven de Noordgriekse grens ligt de staat Macedonië, en daar moet Ochrid in liggen, en dan krijg je Kosovo, en dan Servië.

Nog even sprekend over de Noordgriekse ofwel Macedonische schilderschool in het algemeen: dat is min of meer een topografische aanduiding. Dan kan je zeggen alles wat byzantijns is, (dus als het lijkt op de Michael van het Byzantijns Museum), als het de heilige afbeeldt, ’t is niet zo dat het niet op de heilige lijkt, daar hebben ze altijd goed voor gezorgd, als het een realistisch portret is, valt het daar zo’n beetje onder. ’t Is the middle of the road, er zijn weinig regels, er is vrijheid, het is minder dan de Kretenzische school gebaseerd op regels, en een vast programma, en vaste technische aanpak van bijv. de haren, dat bestaat niet in Noord-Griekenland. De term is eigenlijk de vergaarbak van wat in Noord-Griekenland geschilderd is. En het heeft natuurlijk onderlinge overeenkomsten en gigantische verschillen, maar dat heb je met een stijl die niet echt gedefinieerd is door de schilders zelf. Eén stijl springt eruit, en dat is de Servische stijl.