1. Wederdoop
Schamele woorden worden gedoopt in bitterheid en tranen Krijgen vleugels en vliegen - worden vogels en zingen. En dat ene woord, het geheime woord van de vrijheid krijgt in plaats van vleugels zwaarden en doorklieft de winden.
2. Praatje met een bloem
Cyclaampje, cyclaampje in de spleet van de rots, waar vond je kleuren om te bloeien, waar een steel om te wiegen? Binnen in de rots verzamelde ik mijn eten, druppel voor druppel. Een rode hoofddoek vlocht ik en nu verzamel ik zonlicht.
3. Wachten
Met het wachten werden de nachten zo lang, dat het lied wortelde en opschoot als een boom. En zij, in de ijzers geklonken, en zij, ver in den vreemde, willen een bitter "ach" uiten en 't wordt een populierenblad.
4. Volk
Klein is het volk en het strijdt zonder zwaarden en kogels om het brood, het licht en het lied voor iedereen. Het houdt onder zijn tong het jammeren en het juichen, en als het maar doet alsof het ze zingt, barsten de stenen.
5. Requiem
In de ene hoek staat de grootvader, in de andere tien kleinkinderen en op de tafel negen kaarsen in het ronde brood gestoken. Moeders trekken aan hun haren en de kinderen zwijgen en door het ruitje kijkt de Vrijheid toe en zucht.
6. Dageraad
Zonneschenkend goedertieren lentemorgentje, en waar zijn er ogen om je te zien, om je welkom te heten? Twee kooltjes op het schaaltje en twee korrels wierook en een kruis van roet boven de deur van het vaderland.
7. Het is niet genoeg
Waardig en zwijgzaam beziet hij beneden op de grond de schaduw van het vogeltje en berekent de hoogte. Zal hij het zeggen? - Wat helpt het? - Zelfs een vloek is niet genoeg. 0, gehangen aan de tak, zielsbedroefd geweer.
8. Groene dag
Groene dag, zonneregen, goede helling bezaaid met bellen en geblaat, mirten en klaprozen. Het meisje breit haar bruidsschat en de jongen vlecht manden en langs het strand likken de geiten aan het witte zout.
9. Liturgie
Onder de populieren begonnen samen vogels en hoofdmannen de mis op te dragen met de nieuwe mei, De bladeren blinken als kaarsen op de dorsvloer van het vaderland en een adelaar leest hoog het evangelie.
10. Het water
Het weinige water van de rots, gewijd door de stilte, het wachthouden van de vogel en de schaduw van de oleander, drinken de vrijheidsstrijders verholen en strekken de hals als een mus en zegenen Griekenland, moeder der armen.
11. De cyclame
Klein rozerood vogeltje gebonden aan een touwtje fladdert met zijn kroezige vleugeltjes in de zon. En als je er één keer naar kijkt, lacht het je toe, en als je er naar kijkt twee en drie, begin je te zingen.
12. Slanke meisjes
Slanke meisjes verzamelen aan de kust het zout heel gebogen, heel droef - de zee zien ze niet En een zeil, een wit zeil wenkt ze in het blauw en wordt zwart van verdriet omdat ze het niet zagen.
13. Het witte kerkje
Het witte kerkje op de helling, recht tegenover de zon, lost schoten met zijn oude, smalle venster, En stemt zijn klok, hoog aan de plataan gehangen, heel de nacht voor de feestdag van Sint Volk.
14. Grafschrift
De jonge man die viel met het hoofd geheven, de natte aarde bedekt hem niet, de worm beroert hem niet Het kruis wordt tot vleugels op zijn rug en steeds suist hij hoog en ontmoet de machtige adelaars en de gouden engelen.
15. Hier is het licht
Op dit marmer hier krijgt kwade roest geen vat noch een ketting aan de voet van de Griek of de wind. Hier is het licht, hier is de kust – gouden, blauwe tongen hakken herten uit de rotsen, kauwen op de ijzers.
16. Het bouwen
Hoe zal dit huis worden gebouwd, wie zal de deuren zetten, waar er te weinig handen zijn en de stenen niet te tillen? Stil! De handen aan het werk worden talrijk en sterk en vergeet niet dat heel de nacht ook de doden helpen.
17. De gewijde
Hier zwijgen de vogels, zwijgen de klokken, zwijgt ook de bittere Griek tezamen met zijn doden. En hier op de steen van het zwijgen slijpt zijn nagels, alleen en zonder hulp, die zich aan die zich aan de vrijheid heeft gewijd.
18. Huil niet om het Griekendom
Huil niet om het Griekendom, - daar waar het bijna buigt met het mes op het bot, met de riem om de nek, Kijk, het veert op en vat moed en gaat te keer en spietst het monster met de harpoen van de zon.
|